Hoe Eddy naar zijn hand keek, dát vatte voor mij de avond samen. Alsof hij naar sporen zocht, maar het was al vervlogen. De klanken waren uitgestorven, wat overbleef waren vier mannen met hun instrumenten op het podium van Jazzcafé Dizzy.
Een korte stilte voor het applaus werd ingezet. Ik vroeg me af of ik het mooi vond, al was dat niet relevant. De pracht zat ‘m in dát het gebeurde. Niemand wist wat het worden zou en dit werd het; een prachtige soundscape met voor die hand een hoofdrol. Concreter zou het hier en nu even niet worden. De knikjes naar elkaar, de spanning op de koppies, de opluchting als het lukt; akkoorddansen en woordzoeken. De wetenschap dat het mis kon gaan, het bracht Dizzy in vervoering. Of in ieder geval mij en de enthousiaste luisteraars die ons na afloop vluchtig aanschoten, in de rij voor een speciaalbiertje van onze laatste bonnen.
Improviseren had ik vaker gedaan, maar dat was anders. Ik was frontman van het circus Neuzige Tony & De Roffe Ponyclub, dat iedere show van bezetting wisselde. De geïmproviseerde muziek was veelal gestoeld op hiphop en rock; daar kon ik mijn soloritmische ei vrij gemakkelijk op kwijt. Met improvisatiecollectief Rof. speel ik regelmatig De Cabarapshow, waarbij we freestylen op hiphopbeats. Ook daarin: veilige vierkwartsmaten. Het kunstje om daar ter plekke wat tekst op te verzinnen, is na een krappe twintig jaar routine en omdat de vorm vooraf duidelijk is, is dat zo spannend niet. Tuurlijk, je wilt dat het rijmt en dat de punchlines grappig zijn, maar met zoveel trainingsuren op de teller is er het vertrouwen wel dat het steeds weer goedkomt.
Zo zenuwachtig als nu ben ik echter lange tijd niet geweest. Met collega’s Miguel Santos, Rufus Kain en Julie Mughunda mag ik voordragen tijdens Poetry & Jazz Scapes. Een jazzkwartet voorziet de stukken, onder leiding van Eddy Nielsen, ter plaatse van muziek. De muzikanten ken ik enkel van naam en tijdens het diner, twee uurtjes voor aanvang, leer ik dat zij ook nog niet eerder in deze bezetting hadden speelden. Vooraf hadden we teksten opgestuurd en Eddy had er bijgezet wat voor toon goed bij de sfeer van het stuk zou passen. De rest was blanco. Op het moment dat ik het podium opstapte, had ik geen enkel idee welk stuk ik zou gaan doen of wat er qua muziek zou gebeuren. Zelfs wie er beginnen zou, wisten we niet. Instinct nam het roer van de routine over en ik deed wat ik doe als ik me klein voel op een podium: de microfoonstandaard stevig vastgrijpen en met een slechte grap het ijs breken.
Maar goed; die hand dus. Tijdens de tweede set gebeurt het. Ik tob – op het puntje van mijn stoel – welk stuk ik zometeen zal doen en luister naar de woorden van Julie: ‘Waar ik me ook bevind, hiphop blijft mijn kern.’ Na iedere regel laat ze ruimte voor muzikanten. Enio houdt haar vanachter zijn draaitafel geconcentreerd in de gaten, gruizige samples speelt hij af.
Gitarist Rui draait gehurkt aan de knoppen van zijn pedalen. Arthur beweegt nonchalant zijn voet op het pedaaltje waarmee hij zijn trompetgeluid vervormt. Eddy – ruim een kop groter dan zijn contrabas – gebruikt soms een strijkstok en soms zijn vingers, luistert geconcentreerd naar Julie. Ze houdt haar notitieboekje gesloten in haar handen, spreekt met haar ogen gesloten. De muziek zwelt aan.
Arthur stapt het podium af, laat ruimte aan de rest. Eddy zet zwaarder aan met zijn strijkstok. Legt deze weg. Draait aan een knop op zijn versterker. Buigt zijn lichaam over zijn instrument en wrijft met zijn rechterhand over de klankkast van zijn contrabas, achter de snaren. Het geeft een eigenaardig gezicht en een striemend geluid. Krakend, als hij wat harder duwt. Het past in de soundscape. Hij bukt dieper en herhaalt de bewegingen onder de kam die de snaren spant. Houdt dit een tijdje aan. Het geluid nog iets stroever; het ritme van huid en hout, piepend als hij terugtrekt. Als Eddy weer rechtop gaat staan hangt één pluk van zijn achterovergekamde haar in zijn gezicht. Zijn hand veegt hij vluchtig af aan zijn spijkerbroek, werpt er een blik op en wrijft zijn vingers nog eens langs zijn handpalm. Alsof hij naar sporen zocht, maar het was al vervlogen. ‘Wat doe jij nou?’ vraagt Arthur vanaf de zijkant. Eddy lacht. Een korte stilte en daarna applaus. Voorzichtig gejuich, zelfs.
Het was de hand van Eddy die ons de weg wees. Het kijken ernaar. Alsof hij wilde zeggen: sommige dingen ontstaan niet door enkel mooi te spelen en je goed voor te bereiden. Ga het experiment eens aan; laat het gebeuren. Op je bek durven gaan, je kwetsbaar opstellen, het moment willen voelen. En dat dan vasthouden; dát is de kunst.
Marco Martens schildert met woorden, ruw en zonder opsmuk. Samen met muzikanten Michiel van Iersel en Joris Sedee maakt hij een mix van rap, spoken word en theaterliedjes. Het drietal bracht de albums Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd en Morgen Zal Ik Thuis Zijn uit en speelde op festivals als De Parade, IFFR, Geen Daden Maar Woorden en de Zwarte Cross.