17 april 2019
•
Columns
•
Richard Rotteveel
Met het vastleggen van onze muziek op vinyl heb ik als het ware een legaat voor in de muziekhemel aangeschaft. Wat dat betreft zou ik dood neer kunnen vallen want dat doel is bereikt. Als vervolgens bij heldere hemel een soort donderslag neerdaalt omdat mijn zoon ineens met mijn gitaar op zijn schoot zit, slaat mijn fantasie op hol. Ik heb een nieuw doel, ik hoef nog niet dood. Eerst op het podium samen.
Een maandje terug pakte hij een gitaar uit een hoek van de kamer om de nieuwe Hendrix, of in zijn geval Billie joe Armstrong, te worden. Ik was wat anders gewend; “Ga je weer de rocker uithangen” werd mij nogal eens meewarig nageroepen als ik met een tas in mijn ene en een gitaar in mijn andere hand het huis uit ging op weg naar het oefenhok.
Nu is alles anders en ben ik plots de coole gitaarvader en vertel hem hoe een E, G, D en een A akkoord gespeeld moeten worden. Die akkoorden had hij snel te pakken om weekje later, samen met zijn net zo verbaasde moeder, Green Day’s Boulevard of Broken Dreams in te zetten. Een Kelly Family vibe overviel mij.
Het zal vermoedelijk niet zo lang duren voordat hij mij er uit speelt, het leren gaat op 15 jarige leeftijd een stuk sneller, buiten dat ken ik mijn beperkingen. Ik heb hem wel aangeraden om niet net zoals ik, jaren in z’n eentje op zijn slaapkamer te blijven oefenen, maar zo snel mogelijk met anderen te spelen. De lol in de muziek neemt kwadraatsgewijs toe naarmate je met meerdere mensen samen speelt.
Wat me nog het meest verbaast is dat zijn muzieksmaak ook mijn richting op beweegt. Waar hij eerst luisterde naar Juice WRLD, Samsa en Atlas is dat langzaam aan veranderd naar The Offspring, Red Hot Chili Peppers, AC/DC en Helleveeg. Ja het bandje van zijn ouwe heer wordt nog wel eens aangehaald in de vriendenkring.
Ik zie wel mijn gitaren en randapparatuur zijn kamer in verdwijnen. Dat is mooi natuurlijk, maar ik vrees het moment van geluidsoverlast en dat ik als goed geaarde oudere vader moet gaan zeggen dat het wel een tandje minder kan en dat ik dan de blik krijg van “zeur niet zo ouwe”. Dan is de cirkel toch weer rond want de generatiekloof is weer zichtbaar, ergens toch een geruststellend gevoel.
Wordt vervolgd…