7 april 2017
•
Columns
•
André de Baerdemaeker
Zangers
Het voorjaar is nog pril. Ik fiets naar huis na een concert en geniet na van een goed optreden. Het was een buitenlands bandje waar ik nog nooit van had gehoord. Ik liet me verrassen en dat pakte goed uit: pakkende originele nummers vakkundig ten gehore gebracht voor een te klein publiek. Ondanks de magere opkomst speelden de bandleden enthousiast. Dat mag ik toch graag zien. Bij iedere wenteling van de trappers voel ik het cd’tje in mijn jaszak tegen mijn rechterbeen drukken. Aangeschaft als blijk van waardering.
Roodborst
Ik fiets langs een park en ondanks dat het ruim na middernacht is, hoor ik er het gezang van vogels. Vogelaar als ik ben herken ik direct de parelende zang van de roodborst. Wanneer alles en iedereen naar bed lijkt te zijn, en niemand luistert, laat de roodborstman zijn melancholieke lied horen. Ik stop even om te luisteren. Dan luistert tenminste nog iemand naar deze aan dovemansoren gerichte serenade. Of toch niet?
Verder fietsend denk ik na over de nachtelijk zangvogel. Ik concludeer dat ook de andere roodborsten nog wel op zullen zijn en de muzikale boodschap ontvangen. Door ’s-nachts te zingen hoeft de roodborst al die andere zangvogels niet te overstemmen die de lentedagen opluisteren met hun kakofonie. Slim.
Functioneel
Roodborsten zingen niet om zichzelf artistiek te uiten. De zang bij vogels is een functioneel fenomeen, zoals vrijwel alle fenomenen in de natuur dat zijn als we Darwin mogen geloven. De zang is een waarschuwing aan rivalen: ‘deze stek is al bezet, dus vlieg maar door. Met mij wil je niet sollen’. Door de hele nacht uit volle borst te zingen zonder uit de toon te vallen, laat hij weten dat hij in uitstekende conditie verkeert. De meeste indringers houden het daarom bij voorbaat al voor gezien. Met zijn gezang bespaart de roodborstman zich heel wat vechtpartijen waarin hij makkelijk een oog had kunnen verliezen.
Daarnaast – niet onbelangrijk – zingt het mannetje om de dames te laten weten dat hij een potentiële partner is. Aantrekkelijk, fit, sterk, gezond en goed bij stem bovendien. Een roodborstdame zou wel gek zijn als ze aan zo’n potente vent voorbij vliegt. Van zulke genen wil ze wel een nestje vol. Dat zou voor mensen toch ook een mooi systeem zijn, mijmer ik wanneer ik al in bed lig. Alhoewel, als ik er nog eens over nadenk, werkt het bij mensen misschien wel net zo.
Potente heren
Ik denk aan de sirenes in de Odyssee van Homerus die met hun gezang zeelieden naar zich lokten, maar dat is eigenlijk geen goed voorbeeld. In het oude Italië zongen minnaars serenades onder het raam van hun geliefden. Dat lijkt er al meer op. Modernere varianten bestaan ook. De inmiddels historische televisiebeelden van massa’s krijsende en flauwvallende meisjes bij optredens van Elvis, de Beatles en de Rolling Stones maken wel duidelijk dat ze de zangers voor potente heren aanzagen.
Hoeveel kleine John’s, Paul’s, George’s en Ringo’s zouden er zonder erkenning op de wereld zijn gezet? Misschien hebben ze hun bandnaam wel ontleend aan de indrukwekkende voortplantingsprestaties van kevers. In dat geval zou Darwin trots op ze zijn.
Ook latere zangers, de fameuze boy bands en hedendaagse popidolen zoals Justin Bieber hebben niet over een gebrek aan vrouwelijke aandacht te klagen. Met ontsteltenis keek ik eens naar een documentaire over de Red Hot Chili Peppers waarin een groupie boven haar mond het zweet uit de onderbroek van Flea wrong om maar iets van zijn lichaamssappen tot zich te nemen. Ongelofelijk.
Koren
Met deze gedachten val ik uiteindelijk in slaap. Ik droom dat mannen brede borstkassen en goed ontwikkeld strottenhoofden hebben waarmee zij vrouwen in katzwijm zingen. Er zijn geen oorlogen meer, geen dood en verderf en geen hongersnoden. De mensheid vecht conflicten niet langer uit op het slagveld, maar door tegen elkaar te zingen. Enorme koren staan tegenover elkaar en zingen luidkeels en langdurig de mooiste liederen tot één van de partijen zich uitgeput gewonnen moet geven. De winnende partij doet er nog een schepje bovenop en zing steeds harder, hoger en scheller. Ik kan het bijna niet aan en ik wil mijn handen op mijn oren doen, maar dan schrik ik wakker.
Het duurt even maar langzaam dringt het tot me door dat het schelle gezang door het open raam naar binnen waait. Het zijn de vogels. De zon schijnt alweer.
André de Baerdemaeker
André de Baerdemaeker is ecoloog in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Zowel tijdens zijn werk als daarbuiten aanschouwt hij de wisselwerking tussen mens en natuur. Daarnaast bezoekt hij graag en geregeld muzikale optredens in uiteenlopende genres. Daar drinkt hij dan graag een trappistenbier bij.