Nostalgisch geluid bij Rotterdamse editie van The Cities That Never Sleep

noiseyNoisey, het muziekkanaal van VICE, viert op zaterdag 2 november in Perron de tweede editie van The Cities That Never Sleep ­– een serie feesten waarmee een ode wordt gebracht aan de nachtelijke uren van de stad.

Deze benaming verwijst van oorsprong natuurlijk naar New York, maar is net zo goed van toepassing op een aantal van onze eigen Hollandse steden. Tijdens de tweede editie staat niet alleen Rotterdam centraal, maar worden de nachtelijke sleutelfiguren uit het verleden voor één keer verenigd met de belangrijkste namen van nu.

Na de eerste succesvolle editie in Amsterdam, is het hoog tijd voor een ode aan de parel aan de Maas, Rotterdam. Door de jaren heen heeft het nachtleven van de belangrijkste havenstad van Europa zich misschien nog wel interessanter ontwikkeld dan welke andere stad ook. Zelfs in het nachtelijk gedruis van nu is de duidelijke stempel van iconische figuren als Ted Langenbach, Aziz Yagoub en Benny Rodrigues nog altijd te voelen. Daarom brengt Noisey oud en nieuw samen tijdens The Cities That Never Sleep.

De line-up bestaat uit Gerd, Jeff Solo, Shitmeister T (Ted Langenbach), Pop On Acid, David Vunk, Ali & Vyenty, O’ Henn, Mesojorny en Deville. Bovendien is er een verrassingsoptreden van een groep echte Rotterdammers, die verantwoordelijk is voor een van de beroemdste tracks uit het gabbergenre.

Het event vindt plaats op 2 november in Perron De screening is uitsluitend voor genodigden en start om 21:45 uur. Toegang tot het evenement is gratis, maar gebeurt wel middels inschrijving via de website. Toegangskaarten worden verloot onder de inschrijvingen.

Het event wordt mede mogelijk gemaakt door Desperados.

Nodig hier je vrienden uit voor meer informatie bezoek je de website van Noisey.

Op pad met Marel Kroon: Frédérique Spigt

Frederique Spigt - AllesVanaf de eerste successen, halverwege de jaren tachtig met I’ve Got The Bullets, tot en met het in 2011 verschenen en voor een Edison genomineerde country-album Land en de daaropvolgende succesvolle theatertour, bewandelde Frédérique Spigt (1957) altijd haar eigen, compromisloze weg. Marel Kroon ging een harinkje happen met deze Rotterdamse zangeres en songwriter voor wie puurheid en authenticiteit altijd voorop staan.

We hebben op een zonnige middag afgesproken op het terras van het vistentje Bij Bos aan het Heemraadsplein. “Pas op hoor!” zegt ze, als ik iets te onverhoeds mijn hand naar haar uitsteek, wijzend op haar grote en beschermende, grijze saarlooswolfhond, “Laatst op de camping hing hij nog in iemand z’n bil.” Ze is net terug van vakantie, vertelt ze als we even later met een haring en een glaasje korenwijn aan een tafeltje zitten, de hond aan haar zijde.”Ik zat op een stille plek in Frankrijk en heb daar even niks met muziek gedaan. Als je daar het hele jaar door mee bezig bent, kan je niets luisteren zonder er iets mee te willen of te moeten. Ik ben dan zo blij als ik dat even niet heb, gek genoeg.”

Na de vakantie begonnen voor haar de repetities van het muziektheaterstuk Ontspoord.

“Maarten van Roozendaal had mij hiervoor gevraagd. Maarten en ik zijn eigenlijk uit hetzelfde hout gesneden, altijd maar werken en in theaters staan en als we elkaar tegenkwamen dan spraken we af een keer samen iets te doen. We waren er nu helemaal klaar voor en toen werd hij ziek. Het zou, na Maartens overlijden, eerst helemaal niet doorgaan. Bob Fosko heeft nu zijn rol overgenomen en doet dat heel goed. Maar het blijft toch ook heel verdrietig dat Maarten er niet meer is. ‘Ontspoord’ is een heel rauw stuk over de crisis en armoede in Amerika toentertijd, waarbij we nummers gebruiken van onder andere Lucinda Williams, Steve Earle en Nickel Creek: Americana met een hoge countrydosis.”

Wiel
Mag ik jou een typische Rotterdamse artiest noemen?
Dat weet ik niet. Ligt eraan in welk opzicht je bedoeld.”

De rauwheid in je stem en muziek en ook je eigenzinnigheid.
Ik weet eigenlijk niet of dat iets typisch Rotterdams is. Ja, ik ben altijd bezig opnieuw het wiel uit te vinden, maar dat komt omdat ik heel ongeduldig ben en steeds weer iets anders wil. Er zijn mensen die tweehonderd voorstellingen hetzelfde doen. Dat lijkt mij verschrikkelijk en vreselijk saai. Zo wordt het een trucje en daar moet je jezelf voor behoeden.”

Rommelen
Ik ben geboren en heb altijd gewoond in Rotterdam-West. Ik ben helemaal niet opgevoed met muziek. Mijn ouders hadden geloof ik drie platen. Dan had ik nog een broer die luisterde naar The Platters, Françoise Hardy en Cliff Richard en mijn andere broer kwam aan met de Beatles, de Stones en Golden Earring.”

Wanneer ontdekte je dat je zelf kon zingen?
Ik vind eigenlijk dat ik nog steeds niet kan zingen. Nee, echt niet. Ik vind dat ik vooral kan vertellen en gelukkig kan ik daarbij ook toon houden. Ik ben voor het eerst gaan zingen in de band van mijn broer Jaap. Hij is inmiddels advocaat maar speelt heel goed gitaar. De zanger van zijn band had teveel gezopen en was out gegaan, precies toen ze in Eksit mochten spelen. Ik heb toen tegen Jaap gezegd: je kan mij beter nemen. Zij speelden hardrock terwijl ik meer hield van soul- en rockzangers als Frankie Miller, Steve Marriot en Dave Edmunds. Ik ben gaan rommelen in het repertoire, wilde andere liedjes en dat werd niet gewaardeerd. Uiteindelijk zijn we uiteen gegaan. Ik had daar alle begrip voor, want ik was echt gaan stoken om mijn zin te krijgen. Maar tegelijk: als vocalist moet je ook zingen wat je echt gelooft en voelt, anders kan je het beter niet doen. Daarom snap ik die tv-programma’s nooit waarin mensen verschillende dingen moeten brengen voor een jury. Je moet toch vooral doen wat je ligt en daar goed in zijn.”

Hobbels
Na die eerste band heb ik nog een tijdje gespeeld in een soulband genaamd Freddie Falsetto & The Fortissimos (met gitarist Alfons Riesthuis). Soul lag mij wel, ik ben er altijd erg dol op geweest. Het is toch een van de meest pure muziekstijlen die er is. Na met Paul Vink (Swinging Soul Machine) en Jaap een tijdje in The Limit gespeeld te hebben, wilde ik een ambitieuzere band beginnen. Dat is I’ve Got The Bullets geworden, opgericht met gitarist Peter van Gameren. Hij kwam uit de Health Band en was dus al vrij ervaren.




I’ve Got The Bullets – Nighttrain

Jullie werden in 1985 derde tijdens De Grote Prijs Van Nederland en maakten tot 1990 twee albums en een aantal succesvolle singles. Hoe kijk je terug op die tijd?
“Met de Bullets speelden we meer dan honderd keer per jaar. Been everywhere. We hadden een eigen bandbus en dat was het gezelligste café van Nederland. Maar we waren met zijn negenen – compleet met blazers en twee achtergrondzangeressen – en met zo’n grote bezetting moest er met veel verschillende smaken rekening worden gehouden, wat altijd veel hobbels gaf. Ik kreeg pas nog een verzoek van toenmalige achtergrondzangeres Rini Kleijn, of we niet alsjeblieft nog eens een keer een reünieconcert konden geven… Nope! Is voorbij.”

De band A Girl Called Johnny die je daarna oprichtte was maar een kort leven beschoren en maakte één album in 1993.
We maakten Amerikaans georiënteerde heartland-muziek waar op dat moment helemaal geen aandacht voor was. In die tijd kwam net de house op. Qua productie was ik ook helemaal niet tevreden met dat album. Daarna heb ik besloten om voortaan zelf te gaan produceren. Daar ben ik mee begonnen met mijn eerste soloplaat Con La Piccola Orchestra (1996) en dat vind ik nog steeds een van mijn beste albums.”

Hakken
Op je tweede soloplaat Engel (1999) stapte je over op de Nederlandse taal. Hoe is dat gekomen?
Daar ben ik ingerold. Ik ben eigenlijk alleen maar Nederlandstalig gaan zingen omdat Huub van der Lubbe (De Dijk) mij vroeg zijn nummer Mijn Hart Kan Dat Niet Aan (met muziek van Leo van de Ketterij) te zingen op het Nationaal Songfestival. Ik heb eerst nog met mijn hakken in het zand gestaan. Zo van: “Dat ga ik echt niet doen. Als het nummer zo goed is, doe het dan lekker zelf”. Uiteindelijk heb ik het gedaan op voorwaarde dat ik het helemaal mocht doen zoals ik zelf wilde. En dat pakte merkwaardig goed uit. Het verscheen ook op single en toen ik deze aan het opnemen was kwam ik in de studio Jan Tekstra van de toenmalige platenmaatschappij Mercury tegen. Hij zei: “Als je een volledig Nederlandstalig album maakt willen wij ‘m wel uitbrengen”. Dat werd Engel en vanaf die tijd ben ik in mijn eigen taal gaan zingen. Dat was een enorme uitdaging.”

http://www.youtube.com/watch?v=-sCa3arI4hE
Frédérique Spigt – Mijn Hart Kan Dat Niet Aan

Het heeft gaandeweg ook je geluid veranderd, meer richting kleinkunst en chanson.
“Engel is nog popmuziek maar het ging inderdaad steeds meer richting, tja, ik zou het musette willen noemen. Ik ben onder andere gaan werken met (de Belgische accordeonist, bandoneonist, arrangeur en componist) Gwen Cresens. Een echte geweldenaar! Ik wilde die muziek ook zo puur mogelijk brengen. Het was een mooie tijd, met albums als Eén Kus (2006) en Vreemd (2008) en veel theatertours. Maar ik bleef het verlangen houden om eens een Engelstalige countryplaat te maken en dat werd Land. Ik ben al heel lang fan van artiesten als Steve Earl en Lucinda Williams. Bluegrass vind ik helemaal te gek.”

Vind je country niet goed samengaan met Nederlandse teksten?
Nee, dat vind ik niet kunnen. Het leuke eraan is dat het juist niet je eigen wereld is. Als je gaat zingen: ‘paarden, paarden’, in plaats van ‘horses, horses’, ja… dat gaat niet. Vond ik not done. Daarbij kreeg ik ook wel weer het verlangen om Engelstalig te gaan zingen.”

Heb je iets met de Amerikaanse cultuur?
“Het goede aan die muziek is dat het precies klinkt zoals dat land is. Hier is alles kort; als je gas geeft dan lig je in zee. Die muziek klinkt wijds zoals het daar is. Dat vind ik prachtig en probeer ik te benaderen.”

Knuppel
Ik kan me een interview in OOR herinneren, waarin je vrouwenliefde ter sprake kwam. Je was een van de eersten die daar vrij open over sprak.
Ja, dat heb ik wel gedaan maar ik wilde daar nooit een boegbeeld voor zijn. Ik wil gewoon muziek maken, met wie ik het doe heeft daar niks mee te maken. Dat gedoe eromheen heb ik nooit zo goed begrepen. Toch is het blijkbaar nog steeds nodig dat mensen zich er wel hard voor maken. Kijk maar naar Rusland.”

Het is ook niet terug te horen in de thematiek van je nummers?
Nee, absoluut niet. Liefde is universeel en je weet nooit wat er nog allemaal gaat gebeuren in je leven.”

Liefde is een onderwerp wat wel steeds terugkomt.
Ja natuurlijk, de meeste liedjes die er geschreven worden gaan over liefde. Waar moet je anders over schrijven? In mijn Nederlandstalige periode heb ik nog wel geëngageerde liedjes geschreven, over het kabinet: ‘Cabinet Des Miserables’. En ‘Spreek’: “spreek tegen vreemden, spreek met elkaar”, want dat was een dramatische periode in Nederland, met Van Gogh en Fortuin.”

Je hebt ook een ode aan Theo van Gogh geschreven?
Ja, ‘Reviens Moi’. Ik heb met Theo van Gogh heel lang radio gemaakt. We hadden niet een heel soepele relatie, want het was natuurlijk ook een duiveltje. Maar we waren wel degelijk bevriend en toen hij vermoord werd… dat is zo verschrikkelijk, dat kun je haast geen plek geven. Daar is geen plek voor te vinden. Toen heb ik dat lied geschreven: Jij Komt Terug. Je kunt de nar wel vermoorden, maar het gedachtegoed niet. Hij was helemaal niet antimoslim, maar hij gooide de knuppel in het hoenderhok. Dat heeft het gedaan.”

Stempel
Sinds je debuut met I’ve Got The Bullets heb je veel verschillende stijlen gehad. Is er iets wat het allemaal, tot Land aan toe, verbindt.
Door de jaren heen heeft het toch altijd een heel eigen stempel gehad. Het is altijd heel erg ‘ik’.”

Volgens mij ben je ook altijd een soulzangeres gebleven.
Nou, dat vind ik een compliment. In zekere zin is dat ook wel zo ja, absoluut. Zelfs in de country is dat zo. Aan de andere kant ben je altijd onderhevig aan stromingen en dat hoor je ook.”

Jij bent ook eigenlijk best wel rock ’n roll.
Ja, dat denk ik wel. Je bent het of je bent het niet, hè. Het betekent eigenlijk dat je van een biertje houdt, een bepaald soort kleding draagt en van bepaalde muziek houdt.”

Nou, en dat je een compromisloze houding hebt.
Precies, daar kan ik me wel in vinden. Gáán. Maar dat is ook heel Rotterdams natuurlijk, niet lullen maar poetsen. Ik ben nu 56 en maak natuurlijk totaal geen commerciële dingen, dat maakt het soms wel lastig om in de kijker te blijven. Als je niet op tv of de radio bent besta je niet, daar moet ik soms wel mijn best voor doen. Zo heb ik net meegedaan aan een project met covers van Ramses Shaffy.”

Welke liedje doe je?
Ik Drink, haha!”

http://www.youtube.com/watch?v=oANLcpFik4o
Fréderique Spigt – Ik Drink

Marel Kroon

marelkroonMet zijn 76 jaar kan Rotterdammer Marel Kroon gerust de éminence grise van de Nederlandse popjournalistiek worden genoemd en een monument voor het steeds meer vergrijzende internationale poplandschap. Hoewel hij pas na zijn pensionering (tot zijn 65ste doceerde hij Boekhouden op een Hillegersbergse Mavo) serieus begon te schrijven, bevond hij zich gedurende zijn lange leven steeds daar waar Nederlandse popgeschiedenis werd geschreven. Als tiener zag hij de rock ‘n’ roll opkomen maar zijn enthousiasme voor pop werd pas echt aangewakkerd met een bezoek aan het concert van The Beatles in Blokker (1964). Datzelfde jaar stond de jonge Kroon vooraan tijdens de rellen rondom het Rolling Stones concert in het Haagse Kurhaus. Hij danste naakt op het Kralingen Popfestival (1970) totdat Jefferson Airplane-zangeres Grace Slick vanaf het podium hem persoonlijk vroeg of hij ‘please’ iets wilde aantrekken. Hij verloor zijn voortanden aan de rondmaaiende basgitaar van Sid Vicious tijdens het Sex Pistols-concert in Eksit (1977) en de rest van zijn gebit door een stagedive tijdens het concert van Nirvana in Nighttown (1989) waarbij geen mens hem opving omdat er praktisch niemand was. Zo hopen de wapenfeiten zich op. Voor Popunie gaat Kroon vooral op zoek naar de cult- en randfiguren van de Rotterdamsepopcultuur.

Foto Frédérique Spigt: Piroschka van de Wouw