Hoewel Rotterdammer Hanyo van Oosterom zelf nauwelijks geïnteresseerd is in zijn eigen verleden (‘Je bent zo goed als je laatste plaat’), kreeg Popunie verslaggever Marel Kroon deze veelkunner toch aan de praat over zijn rijke muzikale verleden (onder andere The Frog, CHI, Flying Dutchman en White Eagle Jones) en zijn rollen als producer, organisator en ontdekker.
Begin jaren tachtig bezocht de Rotterdamse muzikant, songwriter, organisator en producer Hanyo van Oosterom het Griekse eiland Patmos. Hij was net opgestapt uit de succesvolle soulband The Frog. Hanyo zat er een beetje doorheen en had geen idee welke kant hij muzikaal op wilde. In een verlaten grot werd hij overvallen door een mystieke ervaring.
‘Daar ben ik helemaal tot rust gekomen en kreeg ik inspiratie. Zoals iemand het licht ziet, zag ik de muziek. Ik hoorde muziek! Ik zweer het je, ik hoorde het! Dat was muziek die ik nog nooit gemaakt had en die ik ben gaan maken.’
Pionier
Zo ontstond CHI, een groep die nog steeds internationaal op de kaart staat als pionier van ambientmuziek en een aantal legendarische concerten gaf in onder andere Theater Lantaren/Venster en Paradiso. Hippe dj’s maken graag sier met het spaarzame en obscure oeuvre van CHI, bestaande uit een cassette en een later uitgebrachte verzamel-cd. Dit jaar wordt de cassette uit 1986, aangevuld met extra tracks, opnieuw uitgebracht als dubbel lp door het Canadese label Polyphasic Recordings.
Baldadig
Begin dit jaar zie ik hem spelen in De Machinist als singer/songwriter White Eagle Jones. Het materiaal van het breekbare album New Beginnings dat hij in in 2013 uitbracht onder dit pseudoniem, lijkt hij te zijn ontgroeid. Hij gromt af en toe gevaarlijk bluesy en baldadig en improviseert veel terwijl hij zichzelf begeleidt op akoestische gitaar met achter hem de Rotterdamse impro-band Zebra Zulu Quartet. Als ik hem na het optreden benader om een interview te doen over zijn verleden en heden, reageert hij aanvankelijk argwanend.
‘Terugkijken is heel romantisch maar er wordt alleen maar teruggekeken de laatste tijd, zo lijkt het wel. Muzikanten kijken terug naar hun succesvolle platen maar je bent zo goed als je laatste. Je hoort elke keer beter te worden of een andere kant op te gaan of whatever.’
Mooi, misschien kun je dat nader uitleggen in een interview.
Smeren
Een paar weken later ontmoet ik hem op zijn Rotterdamse bovenetage waar hij net een complete studio heeft gebouwd, een knusse ruimte vol vintage apparatuur. Hier wordt gewerkt aan producties met Omar Ka, Kain the Poet en een opvolger van New Beginnings. Hij heeft er de sfeer van zijn geliefde Griekse grot willen vangen, zo vertelt hij: ‘En ik zeg je, het werkt’.
In een aangrenzende kamer schenkt hij wijn: ‘Muzikanten moeten hun geest smeren met een wijntje. Dat is belangrijk en gezond.’ Hij praat honderduit over heden en verleden en zijn eigenzinnige kijk op de muziekindustrie: zelfverzekerd, helder en soms afgemaakt met swingend Engels.
Neuken
‘Ik meen het echt, ik vind het verleden volkomen oninteressant maar jij wilt het over het erover hebben dus oké.’
Ben je in Rotterdam geboren?
‘Ja, op de ‘s Gravendijkwal. Mijn vader ging naar Café De Fles. Als ik vroeg waar mijn pa was dan zat hij daar. Het was een legendarisch artiestencafé waarover gezegd werd dat daar op de bar werd geneukt. Als kind zag ik dat heel beeldend voor mij en het is me altijd bijgebleven. Ik wist niet eens wat neuken was. Mijn vader was een hele goede organist maar hij moest voor een gezin zorgen dus kon hij het zich niet veroorloven om muzikant te zijn. Hij heeft er ook alles aan gedaan om er voor te zorgen dat ik het niet zou worden maar toen ik doorzette heeft hij mij ontzettend geholpen.
Hij had een groot bedrijf in landbouwapparatuur en ik zou zijn opvolger worden. Na er een week gewerkt te hebben moest ik hem vertellen: dit gaat ‘m niet worden. Ik ga muziek maken. Hij nam mij mee naar de muziekwinkel om er voor te zorgen dat ik dan ook goeie spullen kreeg. Hij was beslist tegen: onzeker leven, slecht betaald… Maar toen hij zag dat het onomkeerbaar was, was hij er ook wel trots op. Hij is jong overleden en heeft nog net meegemaakt dat The Frog het goed deed.’
Roepie Groepie
‘Van Rotterdam zijn we verhuisd naar Krimpen a/d IJssel. Ik was er niet blij mee, speelde bij Sparta, voetbalde op straat en zat op een leuke school. In Krimpen werd ik binnen drie maanden van school gestuurd. Krimpen was wel een muzikale broedplaats. Dat speelde zich af rond de gekraakte boerderij die later het jongerencentrum Roepie Groepie werd. Het was daar dag en nacht open en mensen sliepen er. Het was van iedereen, ook van mij. Ik was dj en programmeerde er wel eens een band. De beste garantie voor een muziekcultuur is je eigen tent hebben.’
Boogie woogie
‘Mijn eerste band The Jones ontstond eind jaren zeventig in Roepie Groepie en maakte punkrock. Ik was drummer en zanger. Wij waren een beetje de rebellenband en verkeerden in staat van oorlog met The Frog. Die vond ik maar arrogant. Ze hadden ook de mooiste spullen en wij hadden niks. Hun opslaghok met slot erop kraakte ik bij iedere repetitie van ons. Uiteindelijk moest ik op een soort gerecht komen bij Rickey (Rick Hoogendorp / Rick de Vito) de zanger van The Frog. Dat was geen zachtzinnige jongen, iedereen was bang voor ‘m.
Ik heb tegen hem gezegd: joh, je bent net zoals ik, wat zit je nou te zeuren? In mijn positie zou jij hetzelfde doen. Help ons gewoon en geef een sleutel. Toen keek hij me aan en zei: da’s goed. Met Rickey kon je toch praten. Uiteindelijk kakte The Frog in en hebben ze de boel opnieuw opgestart. Ik ben er toen bij gaan spelen, tot mijn eigen verbazing op piano. Ik kon een beetje boogie woogie spelen maar de akkoorden die zij gebruikten kende ik nog nauwelijks. Ik ben dus begonnen met gekleurde stukjes tape op mijn toetsen om de goeie noten te herkennen.’
Werken
Je speelt mee op het eerste album Be Kind To Animals, Kiss A Frog (1982) en toerde door Europa als voorprogramma van Kool and the Gang. Was dat een van de hoogtepunten?
‘Dat zou ik niet zo willen noemen. Je staat op een heel groot podium voor tienduizend man. Je ziet het publiek niet eens, hebt een slecht geluid. Na afloop geen bar. Ik noem dat eerder een dieptepunt. Ik dacht meteen: dit ambieer ik niet. Maar natuurlijk is het ook leuk en je leert er een hoop van. Vooral van Kool and the Gang heb ik veel opgestoken: dat je moet werken omdat het niet vanzelf komt. Die gasten repeteerden in de kleedkamer, in de bus, in het hotel.
Dat ben ik vanaf toen ook gaan doen. Ik repeteer iedere dag drie tot vier uur, nog steeds. Anders word je niet beter. You’ll lose it. Als je ouder wordt moet je eigenlijk nog harder werken. De meesten doen dat juist minder en gaan ook achteruit, Let’s face it.’
Slick
‘The Frog was vooral live een erg goede band. De plaat vind ik minder en geeft niet de energie van de optredens. Veel te slick geproduceerd door Jaap Eggermont (o.a. Stars On 45). De dynamiek en power van de livesound ontbreekt. We speelden toen het hele clubcircuit en grote festivals plat. Herman Brood was een van onze grote fans, dat zegt genoeg over de energie. We klonken live als een combi van The Meters, Sly Stone en James Brown. On-nederlands goed eigenlijk. We speelden als voorprogramma voor o.a. Joe Cocker en Tina Turner.
Het succes had ook een schaduwzijde: de platenmaatschappij vond de bassist en de drummer niet goed genoeg. Die gasten (Hans Siefert en Boetje Sengkerij) kwamen wel 300 keer per jaar opdraven en hadden overdag gwoon nog een baan. Er kwam een hele nieuwe ritmesectie, maar de romantiek was weg. Het begin van het einde wat mij betreft. Alsof je Charlie Watts en Bill Wyman weghaalt uit de Stones. Het ging al snel niet meer over de muziek, maar over scoren, hype, platenverkoop etc.
Dat was niet mijn wereld en ik ben gestopt. Wel met pijn in mijn hart. Ik vind Rickey nog steeds de beste zanger met wie ik ooit heb gewerkt. Die man geeft zoveel kracht op een podium, altijd 100%. Maar goed, ik heb het roer omgegooid en ben CHI begonnen. Rickey is me wel blijven volgen, kwam op repetities en zat vooraan bij optredens. Respect!‘
Visioen
CHI bestond naast Hanyo uit gitarist Willem Cramer (gitaar, toetsen percussie), Koos Derwort (blaas- en rietinstrumenten) en geluidsman Jurgen Brouwer, later aangevuld met multi-instrumentalist Michel Banabila.
‘Voordat ik het wist waren we een cultband. We deden opnamesessies van drie dagen op de zolder van een boerderij in Moordrecht. Ik wilde daar de sfeer oproepen van die grot. We kookten en sliepen tussen de spullen. Altijd op de derde dag sloeg de vlam in de pan en maakten we te gekke nummers. We speelden twee dagen in een uitverkocht Theater Lantaren/Venster en onze cassette liep als een trein. Ineens werden we overal gevraagd: festivals, Paradiso, live voor VPRO Radio, noem maar op.
Banabila maakte ook solo platen en was best wel gearriveerd, maar hij deed graag mee. Willem had een hele duidelijke visie en ik had mijn zogenaamde visioen. Natuurlijk gaf dat wrijving maar daarom was het ook goed. Je hebt sterke mensen bij elkaar nodig, daar geloof ik in. Botsen is prachtig, dat geeft energie en die moet je ombuigen en sturen.’
Meditatie
Terwijl Cramer, Banabila en Brouwer eind jaren tachtig aan de voet stonden van de bekende Rotterdamse wereldmuziekband East Meets West, was jij een tijdje onvindbaar.
‘Ik had besloten als een monnik te gaan leven. Ik vond dat nodig en ben er ook een beetje in doorgeschoten. Ik ben zelfs verhuist naar een soort leefgroep in de Achterhoek. Daar maakte ik alleen nog maar muziek die er helemaal op was gericht om tot rust te komen. Bij concerten ging iedereen liggen en viel in slaap, haha.
Ik heb daar zeven jaar lang tien uur per dag gemediteerd. Het geeft je innerlijke rust en kracht, maar het is ook een enge weg. Als artiest ben je aangesloten op een soort inspiratie. Als je het moet visualiseren dan zou je kunnen zeggen dat het van boven komt. Het hangt in de lucht of whatever. Zo hangt energie ook in de lucht en al die mensen die zo graag mediteren, leren om dat even te voelen. Dat is heel lekker, maar alleen in het begin. Daarna begint de lange afdaling in jezelf en die is helemaal niet leuk. Als je daar doorheen komt vind je rust.
Je kunt mij wakker maken, op een podium zetten en ik speel, welk instrument dan ook. Muziek maken is voor mij als een tweede natuur. Dat kun je dus vinden maar het kost minstens zeven jaar. Ik zeg het allemaal een beetje schertsend, maar ik meen het wel.’
One take
Halverwege de jaren negentig was hij terug in Rotterdam, met ongekende werklust en inspiratie. Dat vond allereerst zijn weg naar het album H.O.W. (1997) een samenwerking met Cramer en de zojuist in Rotterdam gearriveerde Senegalese zanger Omar Ka (Omar Ka & Fula Band).
‘H.O.W. maakten we in een week tijd in het huis van Willems broer. We schreven ter plekke de muziek en namen dit op met een acht-sporen recorder. Omar zette een koptelefoon op, we drukten op record, en hij zong alles in one take in. Onvoorstelbaar. Te gekke plaat, nog steeds.
‘Daarna ben ik als een bezetene gaan opnemen en heb ik heel veel platen gemaakt, waaronder twee als Flying Dutchman. Het liep in Nederland voor geen meter, hoewel we wel gespeeld hebben op een paar mooie plekken, waaronder Lowlands, Tivoli, Paradiso en Eurosonic. De tweede plaat Pathfinder (2001) werd uitgebracht door het Amerikaanse label Tone Casualties.
Er kwamen recensies waarvan ik vond dat het niet kon. Ik heb zelfs een brief geschreven naar zo’n blad: jullie voelen je niet lekker! Ik was toen enorme fan van Portishead, Tricky en Massive Attack. Ze schreven: You think you’ve heard it all, en dan noemden ze precies die drie namen op: forget them all, now there’s the Flying Dutchman. Zo begin je geen stuk vind ik. Het was een goeie plaat maar zo goed nou weer ook niet.’
Zoete inval
Rond die tijd richtte hij ook het label City Groovez op en begon hij zich in te zetten voor bevriende en bewonderde acts als State Of Monc en Jagged Soul (rond zangeres Sietse Heun die tegenwoordig opereert als Nishe). Beide groepen speelden ook op het door Hanyo mede georganiseerde festival World Port Jazz dat tussen 2001 en 2003 plaatsvond op de Wilhelminapier. Daarna richtte hij zich op het vrijere en meer op muzikanten gerichte Numoon festival.
‘Ik dacht, ik breng alles samen wat ik ooit heb gedaan en kreeg Lantaren/Venster tot mijn beschikking. Iedere maandagavond was het daar de zoete inval met het Numoonlab Orchestra waarbij iedereen mocht meedoen. Dat heeft geleid tot het Numoon festival waarop ik al mijn helden heb uitgenodigd. Nooit gedacht dat er zoveel ook zouden komen: trompettist John Hassel, drummer Tony Allen en vocalisten Dwight Tribble en Ursula Rucker. Bij dat soort namen is het bijna normaal dat Benjamin Herman ook wel wil komen. Er speelden natuurlijk veel Rotterdamse bands. Iedereen kreeg honderd euro, of het nou Kypski was, Kraak & Smaak of een dronkenlap van de straat die poëzie voordroeg. Live Registraties van de avonden werden uitgezonden door NPS Cultura.
Tegenwoordig ben ik vaste programmeur van Grounds en diverse festivals waaronder De Nacht Van De Kaap. Daarnaast run ik het label Numoonlab Recordings.’
Brug te ver
Je laatste alter ego is White Eagle Jones waarmee je een pure singer/songwriter plaat maakte. Opnieuw een ommezwaai.
‘Via Numoon leerde ik de Amerikaanse zanger Colonel Red kennen. Hij logeerde hier en is uiteindelijk zeven jaar blijven plakken. We hebben een plaat gemaakt die nog op de plank ligt, een ultieme mix van ambient en soul. Door met hem te werken ben ik het songschrijven weer gaan waarderen. Gewoon met gitaar liedjes maken. Ik ben gaan schrijven met het idee om al die waanzinnige zangers en zangeressen waar ik mee werk te vragen deze te zingen.
Bijna iedereen die ik benaderde gaf als antwoord dat ik het veel beter zelf kon doen. Ik vind het leuk om tweede stem te zingen maar ben geen zanger. Ik heb het uiteindelijk toch gedaan maar na New Beginnings heb niet aangedurfd om er echt mee de boer op te gaan. Dat was mij een brug te ver. Ik ben heel trots op die plaat en ga zeker nog een tweede maken.’
Ontdekker
Dit viel ongeveer gelijk samen met je rol als ontdekker en producer van singer/songwriter Michael Prins.
‘Je kunt een artiest niet ontdekken, die ontdekt zichzelf. Je kunt alleen het geluk hebben op de juiste plek te zijn en de artiest te herkennen. Ik zag Michael spelen in Hemmingway. Voor een paar dronken gasten stond hij covers te vertolken. Ik heb hem hem toen uitgedaagd om eigen nummers te laten horen. Die vond ik helemaal te gek. Ik ben naar de studio Rocktown gegaan en heb tegen eigenaar Ocki (Klootwijk) gezegd: ik geloof in deze jongen, laten we een plaat met hem maken. Er was geen geld maar we besloten om het te doen. We hebben er twee jaar keihard gewerkt. Die plaat (Rivertown Fairytales – 2013) is waanzinnig geworden.
Maar ondertussen ging hij aan die wedstrijd (De Beste Singer-Songwriter van Nederland) meedoen. Ik was er geen voorstander van en weet achteraf nog steeds niet of het wel een goed idee was. Het hele circus eromheen, iedereen die je plotseling geweldig vindt en iets van je wil. Hij was er zonder ook wel gekomen, hij is zo goed. Ik had liever gezien dat Michael in alle rust aan een tweede plaat had gewerkt, gecombineerd met optreden.’
Bang
Maar wat als er een hype was ontstaan rondom White Eagle Jones, wat was er dan met jou gebeurd?
‘Nou ja, die kans heeft het nooit gehad, ik heb het nooit…’
Maar is dat ook bewust, wat je doet of laat?
‘Ja, ja, ik wilde ermee onder de radar blijven.’
Veel van je projecten brak je af op het moment dat succes voor de deur stond. Ben je daar misschien bang voor?
‘Nee, maar als ik er voor ga dan wil ik ook bij de besten horen. Dat is White Eagle Jones niet. Klaar. Ik ben er niet bang voor maar ik wil het pas doen als ik…ja… Dan zou ik uit mijn comfort zone moeten, eigenlijk. Ik heb een prima leven. Daar wil ik wel uitstappen maar wel als er ook iets te zeggen is. Mijn beste plaat ligt nog op de plank en heet NuCaveman. Dat mag niet zomaar in de lucht wegwaaien met de hoop dat het ergens landt. Het verdient een iets beter plan.’
Huiskamer
Een paar weken later zie ik hem spelen in de foyer van Bird, opnieuw met het Zebra Zulu Quartet maar nu in de bescheiden rol van bassist. De hoofdrollen zijn ditmaal voor het met effecten overladen trompetspel van Arthur Flink en de elastieke turntable-kunsten van Enio Ramalho. Maar om Hanyo kun je als toeschouwer niet heen.
Ontspannen en zichtbaar genietend drijft hij (samen met drummer Satindra Kalpoe) de diepe grooves hoog op, grapt hij tussen de nummers en vraagt hij aanwezige muzikanten in het publiek om mee te spelen. Van het stijve Bird (een deel van het publiek bestelt dure drankjes en praat onverstoorbaar na over het concert van Benjamin Herman, eerder die avond) maakt hij zijn huiskamer.
Krachten
‘Ik ben er regelmatig dichtbij geweest, daar ben ik helemaal niet door gefrustreerd. Ik bewaak het gewoon. Ik ben er ook niet bang voor. Goeie vraag hoor. Ik heb het mijzelf ook wel eens afgevraagd. Met een goede reden want het zijn krachten die loskomen…Die kun je niet onderschatten. Wat ik bij The Frog gezien heb, hoe mensen veranderen en wat voor een impact dat heeft. En dat kwam nog niet eens in de buurt van echte roem.
Ik weet dat ik het verlies als ik die kant opga. Dan raak ik kwijt wat mij gelukkig en daardoor goed maakt. Dat is mijn eigen beeld, het maakt mij niets uit wat anderen van mij denken. Moet ik ongelukkig worden om anderen te pleasen? Kijk om je heen! Veel artiesten zijn niet happy want ze doen niet wat ze willen.’
Extra Informatie
Op Facebook vind je White Eagle Jones hier. De Numoonlab Recordings beluister je hier.
Met zijn 76 jaar kan Rotterdammer Marel Kroon gerust de éminence grise van de Nederlandse popjournalistiek worden genoemd en een monument voor het steeds meer vergrijzende internationale poplandschap. Hoewel hij pas na zijn pensionering (tot zijn 65ste doceerde hij Boekhouden op een Hillegersbergse Mavo) serieus begon te schrijven, bevond hij zich gedurende zijn lange leven steeds daar waar Nederlandse popgeschiedenis werd geschreven. Als tiener zag hij de rock ‘n’ roll opkomen maar zijn enthousiasme voor pop werd pas echt aangewakkerd met een bezoek aan het concert van The Beatles in Blokker (1964). Datzelfde jaar stond de jonge Kroon vooraan tijdens de rellen rondom het Rolling Stones concert in het Haagse Kurhaus. Hij danste naakt op het Kralingen Popfestival (1970) totdat Jefferson Airplane-zangeres Grace Slick vanaf het podium hem persoonlijk vroeg of hij ‘please’ iets wilde aantrekken. Hij verloor zijn voortanden aan de rondmaaiende basgitaar van Sid Vicious tijdens het Sex Pistols-concert in Eksit (1977) en de rest van zijn gebit door een stagedive tijdens het concert van Nirvana in Nighttown (1989) waarbij geen mens hem opving omdat er praktisch niemand was. Zo hopen de wapenfeiten zich op. Voor Popunie gaat Kroon vooral op zoek naar de cult- en randfiguren van de Rotterdamse popcultuur.