Ongewild lo-fi klinkende muziek

Na de loudness trilogie is de tijd gekomen om iets te vertellen over geluid, met name de kwaliteit ervan. En dan meer specifiek de kwaliteit van het geluid van muziek.

Kwaliteit kent twee dimensies: de kwaliteit van de muziek zelf (of van de artiest) en de kwaliteit van het geluid van de muziek. Over het laatste gaat deze column.

Kwaliteit is een subjectief iets. Jantje vindt de ep van artiest X fantastisch: lo-fi, gruizig, nauwelijks stereo en vooral bloedvergietend hard (of hoe je dat ook noemt). Pietje wordt daar juist verdrietig van en gaat helemaal stuk op de laatste plaat van James Taylor: verfijnde hi-fi in zijn meest elementaire vorm.

Hiermee is eigenlijk al een heleboel gezegd. Muziek en geluid, het is een smaakkwestie.
Maar, echter, bezint eer ge alras conclusies trekt! Er is een dunne lijn tussen welgemeende en intense lo-fi tracks en slecht geproduceerde bagger.
Lo-fi kan namelijk echt heel goed en vet klinken. De platen van The Black Keys zijn stuk voor stuk het tegenovergestelde van verfijnde hi-fi, maar klinken onwijs intens en diep. Dat zal ongetwijfeld mede te maken hebben met de fabelachtige mixtechnieken van ene meneer Tchad Blake (check ‘m uit!).

Kortom: welgemeende lo-fi muziek is lo-fi met een reden. Slecht geproduceerde bagger is een desperate poging om wellicht goede muziek goed te laten klinken. Dat de producer/engineer hier jammerlijk in faalt, komt eerder door technische onkunde (lees: gebrek aan ervaring) dan dat het een bewuste keuze is. Het gevolg is ongewild lo-fi klinkende muziek, een term die zomaar eens een titel van een column zou kunnen zijn.

Moraal van dit verhaal: het produceren van goede muziek op een goede manier (lo-fi, hi-fi, mid-fi, shit-fi), het is zo makkelijk nog niet. Opnemen, mixen, produceren: allemaal disciplines die vakmanschap, meesterschap en ervaring vereisen.

Voor mastering geldt eigenlijk hetzelfde: vakmanschap is meesterschap en dat maakt een vakkundig engineer een compleet mens. Het maakt mastering zo’n mooi vak; hoe langer je ermee bezig bent, hoe mooier, intenser en vooral beter wordt het eindresultaat.

Eigenlijk wilde ik met deze column een statement maken voor het propageren van goede geluidskwaliteit en de beleving daarvan. Het is iets anders geworden en dat zorgt er voor dat ik nu al weet waar ik volgende maand over ga schrijven.

En dan ga ik nu luisteren naar een goede plaat, het liefst op vinyl met zo’n analoog kraakje erbij.

 

Renzo (Masterenzo) is een Rotterdamse masteraar. Hij heeft onder meer gewerkt voor Gery Mendes (GMB), Charlie Dée en Phil Bee’s Freedom. Nóg meer info over mastering is te vinden op zijn website.

Gutter Creek – Stripped Bare

  • Stripped Bare

  • Gutter Creek
    • Genre: Americana
    • Release-type: album, digitaal
    • Label: self-released

Rotterdam is misschien hip en modern, tegelijkertijd is er een bloeiende en boeiende americana cultuur ontstaan de afgelopen jaren en deze blijft maar groeien! De traditioneel Amerikaanse muzikale roots worden gerespecteerd door de muzikanten, maar ook vaak met een smaakvol eigen sausje overgoten. In dit rijtje past zeer zeker ook Gutter Creek.

Gutter Creek is opgericht door multi-instrumentalist Robo Spitters, begin 2014. Na vele muzikale omzwervingen ontdekte hij opnieuw zijn roots en begon met het schrijven van nieuwe songs. Gutter Creek vormde al snel de basis voor een reünie van oude muzikale vrienden; Mario Sprong (banjo) Marck Heusshen op gitaar en JJ Malved op de contra-bas.

Begin 2017 kwam Stripped Bare uit. Hun tweede album met daarop 10 songs. En daarmee – zoals de naam al doet vermoeden – keert Gutter Creek terug naar de essentie van de americana, akoestische instrumenten en lekker losjes spelen. Gutter Creek is hoorbaar een vriendenclub, uit het hele album blijkt dat de vier heren lol hebben in wat ze doen. Wat overigens niet betekent dat er niet hard gewerkt wordt. Spitter zingt vol overgave, de banjo-riffs rollen, de bas grooved en de solo’s – dit keer akoestisch – zijn raak.

Dan de – in Nederland bijna verplichte – vergelijking. Gutter Creek: een vleugje Steve Earle op zang, de eenzame sound van Hank Williams, de bijtende fiddle van Charlie Daniels en de dreigende banjo van Sixteen Horsepower! Als je je ogen dicht doet hoor je in de verte ook nog eens de Jayhawks meedoen, Nevada California, 1992.

Het album dan! Een spannend begin, compleet met krekels. Sommige songs zijn niet nieuw, maar al eerder verschenen op hun vorige album The Devil’s Out Fishing uit 2015. De uitvoeringen zijn verrassend anders. Een song als Invisible – op het eerste album nog gedragen door smerige elektrische gitaren – heeft nu een broeierig jasje aangekregen.

Spitters schrijft op momenten lekker directe teksten, zoals in Kill You, Kill Me. De band gaat dan vervolgens weer terug naar de meer traditionele (maar rauwe) alt. country a la Fred Eaglesmith. Niet alleen de muziek, de band deelt ook de humor – zoals in Old Joe – met mr. Eaglesmith.

Het hele album laat zich luisteren als een heerlijke akoestische sessie, een aantal songs komt lekker loom op gang, zoals Trouble. Het verrassende van Gutter Creek zit hem vooral in de diversiteit van de songs. Sommige songs wijken af van ‘je standaard country-schema’ of hebben bijvoorbeeld wat meer groove! Fijn.

En als je denkt: “nu ken ik Gutter Creek wel”; dan hebben ze nog als uitsmijter een heerlijke (ok, ok wel lekker foute) remix van Running Blind voor je in petto; denk jaren 80, Thriller-synthje, sexy klinkende dame en flink veel vocoders en ja, nog steeds americana!

Gutter Creek geeft verrassend goed een eigen invulling aan een genre waarin eigenheid en originaliteit niet altijd gewaardeerd worden. Americana blijft vaak genoeg een beetje behoudend en dat mag, tradities zijn er ook om in ere te houden. Maar Gutter Creek weet goed de typische sounds en kenmerken van het genre in te zetten voor songs die soms wat meer groovy of ‘harder’ zijn.

Dat maakt Stripped Bare ook meteen een feest van herkenning; opstaan met een grote slappe lauwe koffie en een hamburger in een diner, uren op B-wegen scheuren van Nashville naar Memphis, door Mississippi en Alabama, op weg naar New Orleans, onderweg de tank volgooien in Jackson en dan ’s avonds stoppen voor wat biertjes en een dampende jambalaya in Baton Rouge. Ergens middernacht doemt die eenzame brug op die je naar New Orleans brengt! Ik zou het wel weten…