
The Colony
- Tamara Woestenburg
Jaren geleden haalde ik lp’s bij de, ter ziele gegane, Plato aan de Meent. Als ik geluk had werden mijn aankopen afgerekend door een intrigerende schoonheid, die ook nog eens veel verstand van de handelswaar had.
Plato is gesloten, maar met de verkoopster vergaat het een stuk beter.
Tamara Woestenburg is verkoopster af. Ze is journaliste bij de Correspondent, maar bovenal begaafd muzikante met een prachtige stem.
In november 2016 verscheen een meesterwerk van haar hand: The Colony.
In het onlangs, op de Popunie site, verschenen interview met Mark Ritsema doet ze de ontstaansgeschiedenis van dit album uit de doeken.
Het komt er in het kort op neer dat de songs in 2013 zijn geschreven. In 2012 had ze al een paar optredens gedaan in New York en vooral de stad en de muziekscene intens beleefd. Ondertussen had Mark Kramer lucht van haar gekregen en de wens uitgesproken samen met haar op te nemen.
Mark Kramer is een held van mij. Een van mijn favoriete labels, Shimmy Disc, is door hem opgericht. Mark Kramer heeft ook aan de wieg gestaan van acts als Ween en Low.
Ik bewonder hem het meest voor het werk dat hij gedaan heeft voor en met The Fugs, Tuli Kupferberg, David Aelen’s Gong, Bongwater, David Licht (van de Klezmatics), maar vooral vanwege de producties voor mijn favoriete act Uncle Wiggly.
Kramer heeft gevoel voor kwaliteit binnen het deviante; het is daarom niet voor niets dat Tamara Woestenburg onder zijn aandacht kwam.
Tamara reisde in 2013 voor de tweede keer af naar New York, in het gezelschap van Harry Merry. De douane kreeg echter lucht van hun tourplannen en het duo werd in het gevang gezet en de dag daarna uitgewezen. Ook de geplande ontmoeting met Mark Kramer ging hierdoor niet door.
En als de berg niet naar Kramer komt, moet Kramer maar naar de berg en aldus geschiedde in de tweede helft van 2013.
In afwachting van zijn komst had Tamara een tiental songs geschreven. Na acht dagen van intense samenwerking was het eindproduct klaar: The Colony.
Wat volgt is voor gewone stervelingen niet te begrijpen; het album blijft namelijk drie jaar op haar planken liggen.
Het is o.a. aan haar broer Dion te danken dat, dankzij een hoogst vermakelijke, crowdfunding, zij het album in eigen beheer uitbrengt. We mogen haar hier oprecht dankbaar voor zijn; The Colony is eenvoudigweg te goed om niet te worden beluisterd.
Het album is fascinerend mooi. In iedere noot is de elektriciteit tussen deze twee giganten voelbaar. The Colony is niet te vangen in een stijlterm; moeiteloos wordt geschakeld tussen psychedelica, folk, Americana, No wave en chanson.
Het nummer Heartache in the making is de vroege psychedelica van 1966 voelbaar door de gedubde gitaar en zang. Pink eyed Soul is terecht als single gekozen. Let op de subtiele analog delay-effecten in dit sterke nummer.
Via de verstilde akoestische gitaar en soundscapes van Take me belanden we bij een nieuw hoogtepunt met To say farwell to a Stranger waar de droge-gitaren mij niet los kunnen laten.
Nocturne leert dat, met spaarzame instrumentatie, opgebouwde spanning niet altijd hoeft te leiden naar oplossing van die spanning. Over haar ervaringen in de Amerikaanse gevangenis met Harry Merry vertelt ze in de, door het geluid van een Casio-orgeltje gedomineerde, song The Decleration of Independence.
Een van mijn favorieten van deze plaat is de chanson The Devil and the Round-about met daarin de adem van Nico, Scott Walker, Kurt Weill en Brel.
De geluiden van New York horen we, naast de Georgio Moroder-achtige drone in het verder lieflijke NYC Subway. De plaat besluit met twee heuse hoogtepunten: Heaven van the Talking Heads en Top of the World. Deze nummers zijn ronduit ’Top of the World’.
Dit album behoort tot the finest hours van wat muziek ons kan bieden. Dit is een dusdanig goede plaat, dat ik zou willen dat ik naar Plato kon gaan om de lp bij die intrigerende schoonheid af te rekenen. Gelukkig hebben we de Plaatboef nog!