Beste redactrice van The Voice of Holland,
In een Facebook-bericht van 5 april vroeg u of ik wilde bellen, om te onderzoeken of wij wat voor elkaar kunnen betekenen. U had namelijk een filmpje gezien waarin ik een liedje zong en vond het erg mooi. Ik voelde mij gevleid en even zag ik Ali B betraand op de knop hengsten tijdens de eerste zin van een gepassioneerd “Nothing Else Matters”.
Maar mevrouw, u kunt niks voor mij betekenen. Ik denk dat “Heel Holland Bakt” mijn carrière een grotere impuls zou geven. Ik zal uitleggen waarom. Het probleem zou al aan het begin beginnen. Er zou een gesprek plaatsvinden waarin ik, flapdrol als ik ben, veel over mezelf zou vertellen. Te veel. De intake-mevrouw zou me inpakken met haar bruine ogen, of me omkopen met een Twix.
Ik zou verklappen dat ik 2 jaar lang kwijlend Risk heb zitten spelen in een psychisch ziekenhuis, en nog voor ik “paroxetine” heb kunnen uitspreken sta ik voor een camera mijn ellende uit te braken over volk en vaderland. “Jeetje” zou Martijn Krabbé uitstamelen. “Jeetje!”
Dan volgt de auditie. Na een troostende blik van Wendy, schopt ze me die flight case af, zo hup, het podium op. En dan begint de band te spelen, muzikanten die hun talenten maar al te graag door de plee trekken om hun huur te betalen. De geestdodende perfectie van hun spel is van het ellendigste soort.
Zwetend ploeter ik mij door Hetfields poëzie:
“never opened myself this way
life is ours, we live it our way
all these words I don’t just say
and nothing else matters”
Misschien draaien er stoelen. Ik beantwoord dan stotterend wat vragen over Risk en de jury prijst mijn “eigen geluid”. Net als u, in het Facebook-bericht. Een eigen geluid. Ik snap dat zoiets zou opvallen bij een playbackshow, maar bij een serieus muziekprogramma getuigt zo’n opmerking toch van een enorme armoe.
Er volgt een slecht gespeelde ruzie tussen de juryleden, en dan moet ik kiezen. En dat kan ik niet. Het is als kiezen tussen smaken kwark terwijl je intolerant bent voor lactose. Het maakt niet uit wat je kiest, je weet dat er dunne poep van komt. Na een enthousiaste Gutmensch-high-five met Ali B ben ik door naar de volgende ronde. Jullie trekken me een trui aan die m’n schattige buikje verhult en stoppen me een waardebon van Schorem toe. Ik word de rauwe, eigenwijze kandidaat.
Nu dient het volgende probleem zich aan. Tijdens de voorbereiding op de battle krijg ik ruzie met mijn coach. Ik kan namelijk niet tegen kritiek. Mensen met kritiek wil ik slaan, want mensen met kritiek moeten zich met hun eigen zaken bemoeien. Na een paar uur wil ik ze meestal best een kans geven, maar dan is het TV-kwaad al geschied. Trillend lees ik op Twitter dat ik een lul ben. Zijn er dan helemaal geen voordelen aan een eventuele deelname? De Voice winnen doe ik niet. Zulke mooie truien bestaan er niet, en ik “bedien de doelgroep niet”. Mijn fans sms-en niet; mijn fans zijn geen 13.
De plekken, waar ik nu voor 30 enthousiaste mensen mag spelen, vallen weg. Daar spelen namelijk nooit mensen van de Voice. Ik ben bang dat ik na een slecht betaalde botsauto-tournee in een diep gat stort.
Lieve coaches. Het feit dat jullie op die rode stoelen zijn gaan zitten betekent dat ik niks van jullie kan leren. Ik wil niet zijn waar jullie zijn. Jullie zijn de vijand. Miss Montreal die van d’r stoel sopt, na een uithaal van een Birdy-kloon in een boksring. Dat heeft niks met muziek te maken. Het heeft hooguit met Miss Montreal te maken, en met sop.
En John de Mol? John de Mol is niet op zoek naar een nieuwe ster. John z’n ster werkt namelijk prima. John z’n ster is al jarenlang een soepele doorgang voor de grote flappen poep die hij vakkundig vanachter het scherm over ons heen spuit. Lachend bevuilt hij ons land al jaren met een bitter papje cultuurdiarree dat onze kinderen leert muziek te vatten in winnaars en verliezers.
Beste redactrice, ik ben een verliezer. Ik wil niet winnen. Er valt niks te winnen.
Competitie is leuk bij midgetgolf.
Dan ben ik niet te houwe.
Doei,
Mark