Binnenkort: nieuwe rubriek van Okkie Vijfvinkel

Popunie heeft een nieuwe columnist in het team: Okkie Vijfvinkel. Aanstaande vrijdag verschijnt zijn eerste column. Ontmoet Rotterdams duizendpoot, eeuwig aanwezige in het uitgaans- en concertleven van Rotterdam en omgeving, dj, frontman van The Fuzzbrats en schrijver.

Mijn naam is Oscar ‘Okkie’ Vijfvinkel. De meeste mensen kennen mij als dj, sommigen als frontman van de band The Fuzzbrats en weer anderen kennen me van mijn ‘cover en origineel’ muziekbijdrages aan het programma Vraag Het De Bieb van Radio Rijnmond.

Mijn geboortejaar is 1968. Sinds mijn twaalfde jaar ben ik met muziek bezig en maakte kennis met lokale scenes door de stad in te gaan.

Ska, new wave, punk, reggae en rockabilly hebben mijn muzieksmaak gevormd in die periode. Van huis uit kreeg ik cooljazz mee van mijn vader die ook platen draaide van James Brown terwijl mijn moeder fusionrock bands luisterde als CSN&Y, Blood, Sweat & Tears en het vroege werk van Chicago.

Op mijn vijftiende ontdekte ik radio en alle popmuziek die daar te horen was. Zoals ik nooit onderscheid maak op straat tussen punks of rasta’s, psychobillies of buren die toevallig Marokkaan zijn heb ik nooit muziek benaderd met grensgedachten. Het komt gewoon niet in me op.

Wat mijn vrienden soms wat vreemd overkomt. Zowel menselijk als muzikaal.

De meeste kennissen weten dat. Velen hebben meningen over ‘andere’ mensen en muziek die niet in hun smaak valt. Zo zij het. Mijn sensatie met muziek was en is van alle tijden en smaken. In de jonge jaren Prince luisteren en dan Angelic Upstarts opzetten, Black Uhuru draaien en daarna Buzz & The Flyers. Proberen uit te vinden wat in het jongerencentrum gedraaid werd en er achter komen dat de band Normaal heette, Grandmaster Flash en New Order kopen nadat hun knalhits in de disco gedraaid werden. De muziekhonger is nooit gestopt.

Mijn columns zullen gaan over alle bovenstaande onderwerpen. Door mijn eeuwige aanwezigheid in het uitgaans- en concertleven van Rotterdam en omgeving, het dj-werk alsmede de avonturen als zanger en drummer van verschillende bands maakte ik genoeg situaties mee die amusant of opvallend zijn. Door de jaren, leeftijd, ervaringen en de daarmee gepaard gaande overdenkingen en conclusies kan ik wellicht af en toe een gevoel van ‘zo zit dat ook nog een keer’ bieden. Ervaringen zijn de schatkamer van de ziel.

Tegen de tijd dat de columns bekend worden zal eenieder die mijn pad kruist zich daarvan bewust zijn haha! Juist om dit te voorkomen zal ik soms naam X verruilen met fictieve naam Y. Ook zijn er vele locaties die genoemd worden die al jaren niet meer bestaan. Daarom zullen die locaties een adres meekrijgen en de jaartallen van opening.

Okkie Vijfvinkel (1968) is net als Obelix bij zijn geboorte in een ketel met toverdrank gevallen. Vandaar dat hij al van jongs af als een bezetene in de weer is. Vooral met muziek! Door zijn eeuwige aanwezigheid in het uitgaansleven, zijn dj-werk en zijn avonturen als zanger en drummer van diverse bands, is hij een niet meer weg te denken steunpilaar uit de Rotterdamse muziekscene.

copyright foto: Jeroen Moerdijk

 

Op pad met Marel Kroon: Niek Hilkmann

Niek hi res‘Alles moet een keer knakken’, dat is het motto van het derde album van de Rotterdamse twintiger Niek Hilkmann. De Nederlandstalige popliedjes van Knak vormden ook de basis voor de gelijknamige theatervoorstelling, waarmee hij afgelopen zomer op de Parade te zien was. Eerder verschenen er drie albums – Milkshakes At The Pizzeria (2009), zijn eerste Nederlandstalige plaat Sowieso (2011), de verzamelaar Bottelaars en beesten (2013) – en een handvol ep’s, cassettes en floppydisks vol muzikale huisvlijt en freaky lo-fi onder de naam Yoshimi. Daarnaast maakt hij animatieclips bij zijn muziek en organiseert hij regelmatig concertavonden en andere happenings bij WORM en elders in Rotterdam. O, en hij zet thuis het vuil buiten.

Ik tref hem met een paar grote afvalzakken voor de vuilcontainer tegenover zijn woning in Rotterdam-West. Het is een regenachtige dag. Zijn androgyne voorkomen wordt versterkt door grote, expressieve ogen die verraden dat zijn denkmechanisme voortdurend op 11 staat.

Op de trap naar zijn bovenwoning stormt zijn vriendin voorbij: “Hallo, ik ben Sandra en moet meteen weg”. Niek excuseert zich terwijl hij zelfgemaakte Thaise lychee-munt limonade schenkt: “We zijn hier net komen wonen en veel spullen zitten nog in verhuisdozen,” gevolgd door een geruststellend: “Het blijft niet lang zo netjes hoor”.

Met zijn wijnrode broek en kleurige jaren-zeventig blouse past hij feilloos in het interieur vol boeken, platen, psychedelische singlekistjes en vintage meubilair. Zijn instrumenten staan er nog niet. “Eigenlijk wil ik zo min mogelijk thuis kunnen doen. Ik moet mezelf beperkingen opleggen, zodat ik niet dag en nacht aan mijn muziek werk.”

Stempels
Het is een periode van dozen uitpakken en muzikale herbezinning, nadat hij in de zomer tientallen keren optrad met de ‘muzikale en museale voorstelling’ Knak op de Parade, begeleid door zijn broer Ruud en Arie van Vliet.

“We hadden daar een klein tentje, een soort veredelde minicontainer waar vijfentwintig man in moesten passen. Dat lukte wonderbaarlijk. De show was opgebouwd rondom een geïmproviseerd kabinet met afgedankte spullen en dingen die wringen; het knak-kabinet. We speelden liedjes over objecten die meestal juist onbezongen door het leven gaan. Een paar daarvan staan ook op Knak.”

Schakeer jij wat je doet puur onder popmuziek, of heeft het voor jou ook een kunst- of kleinkunstwaarde?

“Eigenlijk is het vanaf het begin altijd mijn inzet geweest om te kijken of je dergelijke stempels een beetje kunt oprekken. Alles is gebonden aan context: als je op een muziekpodium staat brengt dat verwachtingen met zich mee. Wijk je daarvan af, dan werkt dat of heel erg voor of tegen je. Ik heb het gevoel dat mensen bij mij daar nog over aan het discussiëren zijn.”

Wat wil je zelf of wat is voor jou de ideale omstandigheid?

“Dat weet ik niet… Ik heb in de loop der jaren verschillende dingen gewild.”

Extatisch
Laten we bij het begin beginnen. Wat was je eerste muzikale ambitie?

“Dat is heel lang geleden. 2008 of zoiets. Ik had een enorme hekel aan school, ook aan het hele instituut erachter. Ik was een soort probleem-leerling. Ik zat op het Atheneum van het Christelijke Scholengemeenschap Johannes Calvijn in Vreewijk.

Mark Lotterman heeft daar trouwens ook op gezeten. In die tijd had je een soort van indie-boom, met bands als Frog Eyes, Of Montreal en Sunset Rubdown. Daarnaast had je veel goede freakfolk, al met al gebeurde er best veel interessants.

Ik ging naar veel van die muziek kijken en leed verder een vrij teruggetrokken leven. Ik had dus alle tijd om zelf ook muziek te gaan maken. Ik was er toen op uit om iets extatisch op het podium te brengen wat je normaal niet zag. Met mijn opa op gitaar en mijn broer Ruud op trombone begonnen we te spelen.

Soms was dat complete onzin en dat viel altijd best wel goed. Als je 18 bent kom je daar wel mee weg. We hebben veel in Exit en Worm gespeeld maar ook op festivals als Metropolis en Into The Great Wide Open. We kregen het voordeel van de twijfel met Milkshakes At The Pizzeria, een schattig Engelstalig album, met slechte Engelse uitspraak etc.”

Niek-Hilkman-KnakHalfzacht
“Na het atheneum heb ik eerst een jaar filosofie gestudeerd, daarna ben ik overgestapt op Perzisch. Uiteindelijk is het kunstgeschiedenis geworden.”

Ja, ik zag je indrukwekkende CV.

“Het was chaos. Het sloeg helemaal nergens op. Ik ben Perzisch gaan doen omdat ik filosofie te theoretisch vond. Maar ik was vergeten dat ik geen taalknobbel heb. Ik zat in de klas met vier of vijf mensen die de taal al spraken en was daartussen een beetje verloren. Uiteindelijk ben ik dus een versplinterd individu geworden.

Kunstgeschiedenis ging mij makkelijker af omdat dat iets was waar ik een meer natuurlijke interesse in had. Stiekem gezegd heb ik die studie een beetje halfzacht gedaan omdat ik tegelijkertijd muziek wilde maken. Ondanks dat ik kunstgeschiedenis leuk vond, deed ik nooit meer dan het minimale…”

Gold dat zowel voor je studie als voor je muziek? 

“Niet voor de muziek. Ik kan vrij neurotisch en obsessief zijn en zo werd mijn tweede album Sowieso mijn existentiële album. Ik heb er 4 jaar aan gewerkt.”

Topzwaar
Sowieso was ook je eerste Nederlandstalige album.

“Ik ben overgestapt op Nederlandstalig omdat ik het gevoel had… Tja, dit is een soort sub-onderwerp waar ik een paar uur over kan doorpraten. Toentertijd dacht ik voornamelijk: je bent zelf Nederlands en hebt te maken met een Nederlands publiek. In je eigen taal kun je dus het sterkste effect bereiken.

Een andere reden waarom ik het nog steeds in het Nederlands doe is als reactie op het slechte Engels waarin ik andere Nederlandse acts hoor zingen. Als je iets in het Nederlands zingt dan heeft iedereen ineens het idee dat het ergens over moet gaan. In het Engels heeft niemand dat. Met Sowieso wilde ik het dus ergens over laten gaan. Topzwaar zelfs. Met Knak zit ik misschien aan de andere kant van dat spectrum.”

Automaat
Knak is een kort album geworden. Ik had iets van 20 nummers en het merendeel daarvan heb ik weer weggegooid. Uiteindelijk krijg je toch het idee dat alles wat je doet steeds in hetzelfde strandt.

In mijn geval bleek dat honderd keer herschrijven en herbewerken te zijn. Om dat te doorbreken probeerde ik nu eens iets volledig op de automaat te doen en zo ontstond het nummer Collie. Je kunt horen dat het spontaan is, want ik rijm Monopol(l)y op Collie. Dat zou ik anders niet doen.”

In het persbericht staat geschreven dat ‘alles moet knakken’.

“Ja, dat is natuurlijk zo. Niets is eeuwig. Het is frustrerend, maar onvermijdelijk. Ik denk daar te veel over na, maar ik probeer daar dan juist niet iets zwaars van te maken of het teveel te romantiseren.”

Neurose
“Ik overanalyseer alles! Heel vervelend eigenlijk: bij alles wat je ziet en beschouwt in eerste instantie een verhoor hebben met jezelf, voordat je er iets mee kunt. Ik schrijf tegenwoordig sprookjes om complexe zaken in een simpele vorm te kanaliseren. Iets dergelijks probeerde ik ook op Knak.”

Waardoor eigenlijk popmuziek ontstaat. 

“Ja, dat is misschien de truc.”

Je noemt jezelf neurotisch. Gaan je neurosen en muziek hand in hand?

“Nee, het zit mijn muziek alleen maar in de weg. Ik doe veel te lang over welk nummer dan ook. Ik kan tijdens het mixen een hele dag prakkiseren over een halve decibel terwijl het voor het resultaat weinig uitmaakt. Het is natuurlijk niet zo dat wat je wilt overbrengen daarop aankomt.”

Niek tafel Foto Sandra GnjatovicDrama
Gevraagd naar zijn vroege muzikale invloeden, staat hij op om een plaat te zoeken.

“Toen ik jonger was luisterde ik naar wat mijn ouders draaiden. De eerste band waar ik zelf echt obsessief mee werd, waren de Beach Boys. Zij hadden van die zomerse meezingnummers maar ook hele pathetische stukken als A Day In The Life Of A Tree van Surf’s Up. Het hele verhaal erachter is ook zo bijzonder, met een boze vader die zijn zoon (Brian Wilson) half doof slaat enzo. Dat sprak erg tot mijn verbeelding als achtjarige natuurlijk.”

Je had al jong een fascinatie voor de personen achter de muziek.

“O ja, ook met de Beatles. Ik vond het heel leuk dat ze steeds ruzie hadden. Dat is zo met muziek, als je er allerlei achtergrondinformatie bij hebt, dan wordt het een stuk leuker. Vooral als er drama mee verbonden is. Je kan er bijna vanuit gaan dat iemand weinig interessants te zeggen heeft als hij of zij niet een paar problemen heeft gehad.”

Onvrede
Wat is jouw probleem dan?

“Het leven (gniffelt). Mijn muziek komt wel voort uit een soort onvrede. Als kunstenaar of muzikant moet je proberen om de dingen die je niet zinnen te kanaliseren.”

En wat kanaliseer jij?

“Zoveel, maar ik vind het moeilijk om dat nu allemaal in een keer naar buiten te brengen. Als ik dat in zoveel woorden kon, hoefde ik geen muziek meer te maken. Maar er zijn genoeg vervelende dingen die je in het westerse leven krijgt opgedrongen. Gezellige stadsfestivals bijvoorbeeld. Creatief ondernemerschap vind ik ook heel vervelend. Het is vreselijk dat veel mensen van mijn generatie vanuit de gemeente worden gestimuleerd om zich te verdiepen in een of ander semi-authentiek zaakje. Het is zo onkritisch hè? Is dat het dan?

Ik vind dat elke kunstenaar of muzikant, iemand die iets maakt, moet proberen om het systeem te omzeilen of er kritiek op moet leveren. Je hebt nu teveel jonge creatieve mensen, kunstenaars, die zich verplicht voelen om zich aan het systeem aan te passen en een koffiebar openen. Aan de andere kant heb je mensen die helemaal buiten het systeem functioneren en niet meer meedraaien: onschadelijk, onopvallend. Dan zeg ik: daar moet je bozer over worden. Het is een systematisch probleem, doe iets tegen dat systeem.”

Maakt dat jou ook huiverig om mee te draaien in de muziekindustrie?

“Nou, mij lukt dat überhaupt niet echt. Ideaal zou natuurlijk zijn om een positie te bereiken waarin iedereen naar je luistert en dat je dan ook nog uit je woorden komt als je een boodschap hebt. Maar dat gebeurt zelden. Je zit jezelf in de weg. Wat zei Willem Elsschot ook alweer: tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.”

Instrumentaal
Wat zijn je toekomstambities?

“Ik heb wel het gevoel dat ik steeds meer een buitenbeentjespositie begin te krijgen. Er zijn een paar dingen die ik nog wil maken en zeggen, maar misschien duurt dat nog wel even. Ik heb het idee dat de pop na Knak wel een beetje voorbij is. Ik heb bijvoorbeeld ambities om een instrumentaal album te maken, waarbij niet iedereen de hele tijd maar naar mijn stem hoeft te luisteren. Dat lijkt mij een verademing!”

Marel Kroon

marelkroonMet zijn 77 jaar kan Rotterdammer Marel Kroon gerust de éminence grise van de Nederlandse popjournalistiek worden genoemd en een monument voor het steeds meer vergrijzende internationale poplandschap. Hoewel hij pas na zijn pensionering (tot zijn 65ste doceerde hij Boekhouden op een Hillegersbergse Mavo) serieus begon te schrijven, bevond hij zich gedurende zijn lange leven steeds daar waar Nederlandse popgeschiedenis werd geschreven. Als tiener zag hij de rock ‘n’ roll opkomen maar zijn enthousiasme voor pop werd pas echt aangewakkerd met een bezoek aan het concert van The Beatles in Blokker (1964). Datzelfde jaar stond de jonge Kroon vooraan tijdens de rellen rondom het Rolling Stones concert in het Haagse Kurhaus. Hij danste naakt op het Kralingen Popfestival (1970) totdat Jefferson Airplane-zangeres Grace Slick vanaf het podium hem persoonlijk vroeg of hij ‘please’ iets wilde aantrekken. Hij verloor zijn voortanden aan de rondmaaiende basgitaar van Sid Vicious tijdens het Sex Pistols-concert in Eksit (1977) en de rest van zijn gebit door een stagedive tijdens het concert van Nirvana in Nighttown (1989) waarbij geen mens hem opving omdat er praktisch niemand was. Zo hopen de wapenfeiten zich op. Voor Popunie gaat Kroon vooral op zoek naar de cult- en randfiguren van de Rotterdamse popcultuur.